[246] |
Op vrijdag 8 maart schoof de advocaat van Willem Holleder aan bij DWDD. Hij vertelde iets over zijn vijf dagen durend pleidooi waarin hij vrijspraak pleitte. Een belangrijk motief daarvoor was dat volgens hem Holleders zussen onwaarheid spraken omdat ze aan een ernstige vorm van het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) lijden. Daardoor konden ze feit en fictie niet meer onderscheiden. Herbeleving, nachtmerries en agressief gedrag van PTSS-patiënten zijn bekend, maar dat ze buiten die symptomen feit en fictie niet kunnen onderscheiden is voor mij als psycholoog nieuw. De diagnose PTSS was niet door een psychiater gesteld en was dus speculatie.
Interessant werd het gesprek toen Mathijs van Nieuwkerk vroeg waarom de advocaat in zijn pleidooi aandacht besteedde aan Holleders koffiedrinken. Dat kwam, aldus de verdediger, omdat de Officier van Justitie (OvJ) dat koffiedrinken gebruikte als bewijsvoor Holleders onbetrouwbaarheid. Tijdens een verhoor was de Amsterdammer gevraagd of hij koffie wilde. “Nee”, was zijn antwoord, “ik drink nooit koffie!” Maar, vervolgde de advocaat, de OvJ had over twintig jaar toch twee gevallen gevonden waarin de verdachte koffiedronk en daarmee was volgens hem Holleders leugenachtigheid bewezen. De advocaat wilde dat weerleggen..
Ik vond dat opmerkelijk. Eerder zag ik een foto van tientallen dossiermappen met bewijs voor de Holleder-casus. Als de OvJ om Holleders onbetrouwbaarheid aan te tonen moet teruggrijpen op het koffie-argument, is het bewijs in deze casus blijkbaar nogal zwak, anders is zulk non-bewijs onnodig. Als de advocaat gelijk heeft, ben ik het met hem eens dat de rechter Holleder moet vrijspreken wegens gebrek aan overtuigend bewijs. Zo niet, dan kunnen u en ik zomaar het volgende slachtoffer van dergelijk onzin bewijs worden. Vraagt mij of ik een pilsje wil en ik antwoord steevast: “Nee dank u. Ik drink nooit bier.” Toch waren er wel eens sociale situaties waarin het onwenselijk was dat ik een aangeboden pilsje weigerde. Dus heb ik wel eens een biertje gedronken. Volgens de OvJ ben ik daarmee een onbetrouwbaar sujet. Ik hoop dat u dat anders ziet.
Met zoveel dossiermappen gaat het al snel over meer dan twintig miljoen woorden. Ik vraag mij dan af hoe je zoveel woorden kunt gebruiken zonder in irrelevante informatie voor de waarheidsvinding te vervallen. Volgens rechters, officieren en advocaten is waarheidsvinding hun corebusiness. Dat is opmerkelijk, omdat waarheidsvinding geen deel is van juridische universitaire opleidingen. Juristen lijken daardoor voor de waarheidsvinding relevant bewijs niet goed te kunnen onderscheiden van irrelevant bewijs. Daarom gebruiken ze alles maar als bewijs, zoals koffiedrinken en een niet gediagnostiseerde PTSS.
***
Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved