EN 25x39 Leestijd: ca. 12 min. [394]

Home | Terug


Begrijpend lezen


Inhoudsopgave
End FAQ

Merel van Vroonhoven 200x200
Merel van Vroonhoven 

Merel van Vroonhoven is een bijzondere vrouw die een hoge functie in de financiële wereld vaarwel zei om als juf te gaan werken op een lagere school met veel kansarme kinderen. In de Volkskrant schrijft ze wekelijks een column over haar belevenissen als juf. Op 5 februari 2022 ging haar verhaal over begrijpend lezen. In die lessen leren kinderen betekenis toe te kennen aan geschreven taal. Ze koppelen dan nieuwe informatie aan de inhoudelijke en taalkundige kennis die ze al hebben en ontwikkelen leesstrategieën. Juf Merel zegt hierover:

Sinds ik voor de klas sta, besef ik meer dan ooit dat een gebrek aan taalvaardigheid dé grote ongelijkmaker is. Een waar je de rest van je leven last van ondervindt, het lezen van een bijsluiter, een brief van de gemeente of het afsluiten van een hypotheekcontract. Onmogelijk zonder leesbegrip. Nog los van wat je mist aan troost, inspiratie en verbeeldingskracht in een boekloos leven.

 

3-0 achter

Maar juf Merel is niet gelukkig met de methode waarmee zij begrijpend lezen moet onderwijzen en met name niet voor haar leerlingen met een taalachterstand. Ze zegt hierover:

Mijn leerlingen staan op 3-0 achterstand. Dus niet zo vreemd, die belabberde citoscores. Ik voel een ijskoude rilling. Dit is wat de Amerikaanse onderwijssocioloog Bowen Paulle bedoeld met ‘the prison of flow expectations’: je verlaagt de verwachtingen richting een kind vanwege lastige omstandigheden, in plaats van uit te gaan van groeimogelijkheden en talent.

     Mijn leerlingen moeten niet anders, mijn lessen moeten anders! De manier waarop we begrijpend lezen onderwijzen als losstaand vak is een ware marteling. Het zoeken naar signaal- en verwijswoorden in plaats van het werkelijk beleven van de inhoud. Geen kennis opdoen, maar een trucje aanleren. Daarvan krijgt zelfs de grootste boekenliefhebber spontane leesallergie.

     Vraag Sacha iets te vertellen over veldslagen en hij is niet meer te stoppen. Jaartallen, locaties, wapens, namen van generaals, aantal doden. Hetzelfde geldt voor Tom over muziek, Joshua over computers en Aram over vogels. Als ik ze verhalen vertel hangen ze aan mijn lippen. Hongerig naar elk nieuw brokje kennis. Maar zodra ik begin met een van de voorgekauwde, prefab lees- en taallessen uit de peperdure lesmethoden, verdwijnt het vuur uit hun ogen. Joshua krijgt hoofdpijn en Aram blokkeert.

 

Mijn verhaal

Bram 150r
Dr. Bram Brouwer 

Ik kan me niet herinneren dat we in mijn lagereschooltijd, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, al moesten leren over begrijpend lezen en de citotoets moest nog worden uitgevonden. Toch denk ik precies te begrijpen wat juf Merel bedoeld. Als ik op de lagere school een opstel moest maken waren mijn meesters (ik kan mij niet herinneren dat ik ooit een juf had) altijd enthousiast over de inhoud. Dat vond ik belangrijk, dus besteedde ik daar veel aandacht aan. Ik kon de prachtigste verhalen verzinnen, altijd met een kern van waarheid. Maar ik kreeg vervolgens een onvoldoende vanwege de dt-foutjes. Slechts de technische taalaspecten van mijn opstel werden beoordeeld, terwijl de creatieve inhoud geen enkele rol speelde.

Ik werd opgezadeld met zinsontledingen en regels die voorschreven of ik van een werkwoord alleen de stam of de stam+t moest gebruiken. Met dat ‘logische’ trucje zou ik nooit meer dt-fouten maken. Een citotoets had mijn slechte taalbeheersing vrijwel zeker bevestigt. Immers, aldus juf Merel, zo’n test beoordeelt slechts de technische aspecten van taal, net als mijn meesters. Zulke fouten zijn makkelijk objectief te scoren. Je hoeft ze slechts te tellen.


Ik snapte er niets van en ik was niet de enige


Ik snapte er niets van en ik was niet de enige. Onderzoek liet zien dat de dt-fout in het Nederlands de meest voorkomende fout is.[1] Blijkbaar is het dt-trucje minder logisch dan mijn leermeesters betoogden. Ik heb daar later regelmatig met taalkundigen over gediscussieerd, vooral nadat bleek dat ik juist goed ben in logisch redeneren. Een logische dt-regel had ik waarschijnlijk binnen vijf minuten begrepen en beheerst. Maar ik snap het nog steeds niet. Het is, zoals juf Merel zei, een trucje en ik ben niet goed in trucjes. Ik ben van de inhoud.

LTS

Vanwege mijn lage cijfers voor Nederlands ging ik naar de Lagere Technische School (LTS). Dat was destijds na de lagere school de laagste vervolgopleiding. Daar leerde ik met mijn handen werken en was taal ondergeschikt. Je leerde daar vooral trucjes over hoe je iets moest doen. Maar ik wilde weten hoe dingen echt werken. Dat leerde ik niet op de LTS. Ik voelde mij daar niet thuis, vooral niet als de leraar voor de vierde keer ging uitleggen wat ik na de eerste keer al had begrepen. Ik verveelde me dood.

Ik herinner mij een les over accu’s, waarin ik met de leraar de diepte in ging. Hij vond het leuk weerwoord te krijgen en dat compliceerde de discussie voor mijn klasgenoten. Na een proefwerk over accu’s kreeg ik een tien en mijn beste klasgenoot een vijf. De leraar excuseerde zich dat hij in de discussie met mij niet had gemerkt dat mijn klasgenoten niet mee konden en hij liet het proefwerk niet meetellen. Maar sommige docenten gaven mij een onvoldoende, omdat ik liet zien dat hun les niet klopte. Ik kan mij daar vijftig jaar later nog boos om maken.

Bang voor taal

Na de LTS werd ik elektricien en later een, naar mijn eigen oordeel, verdienstelijk meet- & regeltechnicus. In mijn vrije tijd ging ik wielrennen en langebaanschaatsen. Daarnaast ging ik lange prestatieve trektochten op de fiets maken. Eerst alleen en later met Gonnie, mijn vrouw en levensmaatje. We doorkruisten heel Europa op de fiets. Allemaal activiteiten waarin taalbeheersing geen rol speelt. Het was mij goed ingeprent dat ik mij, met mijn beperkte taalvaardigheid, maar beter niet met taal kon bezig houden. Lang durfde ik geen brief te schrijven uit angst dat men mij dom zou vinden vanwege mijn taalfouten. Die brieven liet ik door Gonnie schrijven. Zij was opgeleid als onderwijzeres.

Toch schrijven

Na mijn actieve sportcarrière, volgde ik de opleiding tot schaatstrainer en later tot wielrentrainer. Daarvoor moest ik essays schrijven en die werden hoog beoordeeld. Daarbij moet worden aangetekend dat Gonnie mijn werk taalkundig redigeerde. Mede aangemoedigd door Gonnie, die aanbood de taalfoutjes eruit te halen, ging ik artikeltjes schrijven over (wielren)training en de technische aspecten van racefietsen. Velen reageerden dat ze door mijn schrijfsels eindelijk begrepen hoe dingen werkten. Dat motiveerde mij om steeds meer aandacht aan mijn schrijven te geven. Helaas stopte dat gezamenlijke proces toen Gonnie plotseling overleed en ik in een diep, zwart gat viel.


Ik viel in een diep zwart gat


Na langzaam uit dat gat te zijn geklommen ging ik mij, mede door mijn ervaringen na Gonnie’s overlijden, steeds meer interesseren in waarom mensen doen wat ze doen. Ook schreef ik mij in voor een cursus autobiografisch schrijven aan de HOVO (Hoger Onderwijs Voor Ouderen) met als doel onze gezamenlijke ervaringen op te schrijven. De reacties van de docente en van mijn medecursisten versterkten mijn zelfvertrouwen om meer aandacht aan schrijven te besteden.

Proefschrift

 Rode bloedcel
Proefschrift

Hoewel de veertig jaar eerder afgesloten LTS mijn hoogste opleiding was besloot ik mij op mijn 55e in te schrijven voor de studie psychologie aan de Open Universiteit. Om dat te durven vertrouwde ik op mijn toenemende interesse in de mens, mijn versterkte zelfvertrouwen in schrijven en mijn levenservaring. Op die universiteit voelde ik mij op mijn plaats, vooral bij het schrijven van essays, scripties en wetenschappelijke papers. Maar ook in statistiek en logisch redeneren bleek ik sterk te zijn. Zes jaar later studeerde ik cum laude af als Master of Science (MSc) in de psychologie. Weer vijf jaar later promoveerde ik aan dezelfde universiteit tot doctor op mijn proefschrift De mythe van de rode bloedcel.

Auteur

Inclusief mijn proefschrift ben ik nu auteur van drie boeken die u gewoon in de boekhandel kunt kopen. Daar ben ik trots op. Maar het taalspookje zit nog steeds in mijn achterhoofd. Ik schrijf geen bestsellers. Dat is niet mijn doel. Ik hou mensen spiegels voor over kwesties die ze niet graag willen horen. Daarnaast heb ik een aantal essays in kranten, tijdschriften en diverse websites op mijn naam staan. Een vierde boek staat, als gevolg van gezondheidsproblemen, vooralsnog in de ijskast. De kern van mijn werk is steeds waarheidsvinding. Daarbij staat een uiterst precieze, niet voor tweeërlei uitleg vatbare, tekst centraal en niet een prachtig verhaal met mooie volzinnen. Met mijn werk probeer ik, op basis van wetenschap, moeilijke en complexe problemen toegankelijk te maken voor een groot publiek.

 Intuïtief schrijven

Ik noem mijzelf een intuïtief schrijver, die zijn aanvankelijke chaotische, door elkaar heen lopende, gedachten over een onderwerp op papier zet. Dat leidt in eerste instantie tot een veelal nog onsamenhangende en chaotische en daardoor, soms zelfs voor mijzelf, onbegrijpelijke tekst. Die tekst wordt vervolgens in een cyclisch proces steeds herschreven, gecorrigeerd, aangevuld en uitgedund totdat ik vind dat het een geschikte tekst voor mijn lezers is. Zo’n proces kan wel vijftig cycli of meer bevatten.

Begrijpend lezen, het analyseren van teksten en vervolgens mijn conclusies begrijpelijk opschrijven is nu mijn core business. Daarbij kom ik veel inhoudelijke fouten zoals drogredeneringen tegen. Bij die analyses hou ik mij nooit bezig met signaal- en verwijswoorden of met zinsontledingen. Sterker nog dat zou mijn aandacht afleiden van het begrijpen van de inhoud. Misschien geldt dat ook voor de leerlingen van Juf Merel.

Taal is meer dan taaltechniek

Over dt-foutjes maak ik me niet meer druk. Die maak ik nog nauwelijks. Dat komt niet omdat ik het dt-truckje heb geleerd, maar omdat dat probleem nu deel uitmaakt van mijn intuïtie. Maar begint u over onderwerpen, gezegdes, lijdende voorwerpen, signaal- of verwijswoorden of het dt-trucje, dan loop ik nog steeds gillend weg. Zinsontledingen leiden mij af van de inhoud van mijn werk. Ik heb vaak gediscussieerd met universitair geschoolde taalkundigen, die betoogden dat het goed schrijven zonder beheersen van die taaltechnieken onmogelijk is. Ik denk dat ze ongelijk hebben. Om goed te kunnen autorijden hoef je niet alles te begrijpen wat er onder de motorkap gebeurt. Als u een taal of een auto moet ontwerpen zijn de technische aspecten van taal- of een auto waarschijnlijk belangrijk, als u die taal gebruikt niet. Overigens is het voor mij geen probleem dat anderen wel houvast aan die taaltechnieken hebben, als ze zich maar realiseren dat dat niet voor iedereen geldt.


Als ze zich maar realiseren dat dat niet voor iedereen geldt


Natuurlijk moesten mijn lagere school docenten mijn technische taalfouten corrigeren. Maar zij hadden ook de inhoud van mijn opstellen moeten meewegen. Volgens mij zijn de inhoudelijke aspecten van een tekst zelfs belangrijker dan de technische aspecten van een taal. Immers in een helder geschreven uitleg over een moeilijk onderwerp kun je de taalfouten eenvoudig corrigeren. Maar een slecht geschreven uitleg zonder taalfoutjes kun je inhoudelijk niet zomaar aanpassen. Is dat een reden waarom officiële teksten vaak zo moeilijk leesbaar zijn? Technische taalfouten kom je in zulke teksten zelden tegen, onbegrijpelijk inhoud des te meer.

Zoals gezegd verzuimden mijn lagere school leraren mijn opstellen inhoudelijk te beoordelen. Daardoor ontdekte ik pas na mijn 55e dat wetenschappelijk onderzoek en vooral het schrijven daarover mijn passie is. Zonder Gonnie’s plotselinge overlijden, waardoor ik mijzelf opnieuw moest uitvinden, had ik dat waarschijnlijk nooit geweten. Maar dan had ik ook niet geweten wat ik gemist heb.

Terug naar juf Merel

Ik denk dat mijn geschiedenis ongeveer is wat juf Merel bedoeld. Misschien zijn haar Sacha, Tom, Joshua or Aram of een van de andere leerlingen uit haar klas precies zulke intuïtieve schrijvers als ik. Is Sacha, met zijn kennis over veldslagen, een historicus in de dop? Is Tom misschien een toekomstig muzikant? Is Joshua een potentieel computerexpert? Of, is Aram misschien een aankomend bioloog? Dat wordt echter niet ontdekt, omdat we slechts hun technische taal aspecten beoordelen.

Stel dat hun creatieve taalbeheersing meer aandacht krijgt. Dan komt die technische kant er wel achter aan en anders zijn er altijd nog correctoren beschikbaar. Maar die creatieve taalaspecten zijn moeilijk zo niet onmogelijk in een Citotoets te scoren. Die toets meet dan niet de taalvaardigheid van de kinderen, maar de taalvaardigheid van die kinderen volgens de Cito normen. Dat zijn twee verschillende grootheden. Ik hoop dat Sacha, Tom, Joshua en Aram niet tot hun 55e moeten wachten om mogelijk te ontdekken dat ze veel meer in hun mars hebben dan de eenzijdige cito-test uitwijst.

Juf Merel over de citotoets

In haar column van 19 februari 2022 vervolgt Merel van Vroonhoven haar kritiek op de citotoets. Ze schrijft dan onder andere:

Ons heilige geloof in ‘meten is weten’ reduceert kinderen tot een dashboard met prestatie indicatoren.

Verder zegt juf Merel:

Waarom hechten we zoveel waarde aan een citotoets die alleen de relatieve vaardigheid ten opzichte van leeftijdsgenoten meet? Waarom doen we of een toets die maar een piepklein beetje van de totale leerstof bestrijkt – rekenen en enkele meetbare delen van taal – een volwaardig beeld geeft van hetgeen het kind in haar mars heeft? Waarom roemen we zijn objectiviteit terwijl de cito toets minder objectief is dan hij lijkt, zoals toets expert Karen Heij ons fijntjes uitlegt in haar even schokkende als lezenswaardige proefschrift ‘Van de kat en de Bel’[2]
     Citoscores, al vanaf zesjarige leeftijd achtervolgen we ons kroost ermee, via halfjaarlijkse toetsen naar leerlingenvolgsystemen. We hangen er alles aan op tot vervolgonderwijs en daarmee je gehele toekomst. In plaats van citoscores te zien voor wat ze zijn: een van de vele kleuren in de caleidoscoop die een licht werpt op de ontwikkeling van een kind. Niet zo gek dus dat ouders – die het kunnen betalen – hun kinderen naar bijles sturen voor cito- en examentraining. En dat scholen zich steeds meer focussen op die enkelen meetbare indicatoren, waar de inspectie hen op afrekent.

Ik had graag gewild dat ik op de lagere school een juf Merel had gehad. Dan was mijn leven vrijwel zeker heel anders verlopen. Ik sluit af met de opmerking dat ‘meten is weten’ een goed uitgangspunt is, zolang we ons realiseren dat niet alles wat we kunnen meten ook zinvol is en dat er veel zinvols is dat we niet kunnen meten.

Noten

 1.  DT-fout 
 2.  Heij (2021)

Literatuurlijst

Heij, K. (2021). Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs. (PhD Dissertation), Tilburg University, Tilburg. (link)

*** 

Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved