[154]

Home | Terug

SporkKnowhowXLIn deze column analyseer ik de dopingdiscussie op de website Sport Knowhow XL, waarin met name Herman Ram, directeur van de Nederlandse Doping Autoriteit, vrijwel alle kritiek op het beleid van zijn organisatie lijkt te kunnen weerleggen. De Column wordt aangevuld met mijn persoonlijke overwegingen en is in april 2018 geactualiseerd.

Promotieonderzoek

Voor mijn promotieonderzoek naar de effecten van epo in de wielersport lees ik veel over doping en aanverwante onderwerpen. Ook de discussie over doping op Sport Knowhow XL trok mijn aandacht. Niet alleen omdat ze voortkomt uit verschillende wetenschapsdomeinen, maar ook omdat de auteurs binnen hun domein deskundig zijn. Dat sluit aan bij mijn opvatting dat het dopingprobleem multidisciplinaire oplossingen vereist. De vraag is echter of doping een echt probleem is of dat het slechts bestaat in de hoofden van de betrokkenen?

Ik beschrijf kort mijn indrukken over die discussies en vul die aan met persoonlijke overwegingen. Afsluitend stel ik de - volgens mij - elementaire kernvraag in het dopingprobleem: 'In welke mate bevordert doping prestaties?'. Deze vraag komt in de discussies op Sport Knowhow XL - maar ook in de bredere dopingdiscussie - niet of nauwelijks ter sprake. Iedereen lijkt zo overtuigd te zijn van het prestatiebevorderend effect van doping, dat een nadere discussie daarover niet gevoerd wordt. In latere columns wil ik u informeren over de voortgang van en de (voorlopige) conclusies uit mijn onderzoek en dan werk ik de diverse items uit deze column ook verder uit.

Herman Ram

HermanRam1
Herman Ram

Ik kreeg bewondering voor de wijze waarop de jurist Herman Ram - directeur van de Dopingautoriteit - de kritiek op zijn instituut steeds wist te pareren, onafhankelijk of die kritiek juridisch, fysiologisch, psychologisch, methodologisch, testtheoretisch, arbeidsrechtelijk of mensenrechtelijk van aard was. Steeds kon Ram de foute argumenten weerleggen en vervangen door de juisteargumenten , zoals die worden uitgedragen door de Dopingautoriteit en zijn ingebed in het wereldwijde WADA-beleid. Deskundigen lijken hun deskundigheid onmiddellijk  te verliezen als het over doping gaat, althans volgens de weerleggingen van Herman Ram. Het moet hem dan ook veel werk kosten om al die foute opvattingen te corrigeren.

Of is er bij de Doping-autoriteit sprake van tunnelvisie: het volharden in de eigen opvatting, ondanks weerlegging daarvan. Alternatieven worden terzijde geschoven, ontkent of met onjuiste argumenten ontkracht. Ram gebruikte cirkelredeneringen: bewezen achten wat nog bewezen moet worden. Tunnelvisie is een veel voorkomend verschijnsel. Gerechtelijke dwalingen (Schiedammer parkmoord, Lucia de Berk, Ina Post, enzovoorts) en problemen bij grote infrastructurele werken (Betuwelijn, Noord-Zuid lijn) worden onder andere toegeschreven aan tunnelvisie. Een belangrijke - zo niet de belangrijkste - cirkelredenering in het antidoping-beleid is de World Anti Doping Code zelf. Dit WADA-reglement definieert doping als overtreding van zichzelf. Objectivering van de dopingdefinitie - hoe moeilijk ook - is hiermee losgelaten. Dit geeft het doping-establishment de ruimte om het doping-begrip op te rekken tot alles wat hen goeddunkt. En dat is wat we in de praktijk zien, zoals de clenbuterol-waarde bij Tourwinnaar Contador van 0,000000000005 gram. Onvoorstelbaar weinig. Je moet wel erg sterk in de prestaieverbeterende effecten van doping geloven zijn als je denkt dat de Spaanse wielrenner daarmee beter presteerde.

Inhoud versus persoon

Opvallend was de toenemende heftigheid in het debat. Die bereikte een climax toen een dertienjarig schaatsstertje onder het meest strikte controleregiem van de dopingautoriteit werd geplaatst. Een adequate reactie van de medisch-ethische commissie van sportartsen temperde die heftigheid. Zij wezen terecht op het effect van de gebruikte terminologie op een dertienjarige. In deze fase van de discussie voelde Herman Ram zich persoonlijk aangevallen, vooral door een column van Klaas Faber.

Ik ben het met Ram eens dat de discussie altijd over inhoud moet gaan. Soms is echter het gedrag van een discussiant deel van die inhoud. Dan moet de discussie zich beperken tot dat gedrag en mag het niet over de persoon zelf gaan. Vanuit deze visie is de uitspraak 'Jan is dom' (persoon) niet, maar 'Jan gebruikt verkeerde argumenten' (gedrag) wel toegestaan. Naar mijn oordeel gaat Fabers kritiek over gedrag. Hij betoogt dat Ram cirkelredeneringen (drogredeneringen) gebruikt om zijn gelijk te krijgen. Faber gebruikt een scherpe, bijna sarcastische, pen. Dat is misschien niet altijd effectief, maar dat kan verwacht worden als de kritiek van deskundigen voortdurend als ondeskundig wordt weggezet.

Toch de persoon

Mijn persoonlijke ervaring is dat Ram zelf niet schroomt om op de persoon spelen. Mijn promotieonderzoek bevindt zich op de grens tussen meerdere disciplines, waaronder (inspannings)fysiologie. Tijdens een lezing van mij betwiste Ram mijn fysiologische kennis, ondanks dat ik mijn competenties hierin duidelijk had aangegeven: meer dan dertig jaar schaats- en wielrentrainer en scholing tot universitair niveau toe. Ik was volgens Ram psycholoog en die hebben geen verstand van fysiologie. Zonder inhoudelijke argumentatie werden mijn voorbeelden publiekelijk als onzin bestempeld. Ofwel: ik was dom. Bij dezelfde lezing besprak ik de signaaldetectietheorie. Ram vroeg: 'waar ik dat nu weer vandaan had?'. Ondanks dat Rams instituut via testprocedures mensen veroordeelt, ontbrak de kennis van dit elementaire theoretisch begrip bij testen. Dat maakt duidelijk dat juristen als Ram niet op geleid zijn in methodologie. Dat hoeft voor een directiefunctie geen probleem te zijn, maar is dat wel als die directeur persoonlijk de argumenten van deskundigen pareert. Ik was volgens Ram blijkbaar niet alleen dom op gebieden waar ik volgens hem geen verstand van heb, maar ook op gebieden waar ik wel verstand van heb.

Inhoud versus procedures

Yuri van Gelder 510px
Yuri van Gelder
Koning van de ringen

Uit de discussie blijkt dat sporters bij hun verdediging slechts de procedures mogen aanvechten, terwijl de problemen vaak in de inhoud van die procedures zitten: vage validiteiten en/of betrouwbaarheden, foute statistiek, test en denkfouten, foute interpretaties, enzovoort.

Als psycholoog mis ik echter de menselijke maat in de discussie. Wat ervaren atleten die, objectief gezien, voor een overtreding van een spelregel wereldwijd aan de schandpaal genageld worden? Wat gebeurt er met sporters, als die beschuldiging onterecht of ten minste twijfelachtig is? Zoals bij Yuri van Gelder. De koning van de ringen gebruikte buiten de competitie cocaïne en dat mocht. Toch werd hij geschorst en weggezet als junk, omdat verfijnde analyses dat gebruik binnen de competitie alsnog konden aantoonden.

Yuri zegt hierover: "Ik wil niet neergezet worden als Junk". Was hij een junk? Van Gelder gebruikte volgens eigen zeggen eens per week/veertien dagen en soms twee keer per week. Ik noem dat een 'recreatieve' gebruiksfrequentie. Volgens mij is het gebruik van cocaïne af te raden, maar we krijgen in Nederland een enorm probleem als we iedereen met een 'recreatieve' gebruiksfrequentie van cocaïne uit zijn werk zetten. En kunnen junks op wereldniveau presteren, zoals Yuri?

Het 'magisch oog'

 Van Gelders uitsluiting voor het Wereldkampioenschap (WK) in Rotterdam was, zo mogelijk, nog twijfelachtiger. Hij werd sinds zijn rentree aan de ringen regelmatig door de KNGU getest en we mogen aannemen tenminste op cocaïne. Daar was hij immers voor veroordeeld. Alle tests waren negatief, tot op de dag van zijn uitsluiting. Toch zagen KNGU-officials dat het weer mis was met de sporter en gingen met hem in gesprek. Daarbij zou Yuri hernieuwd cocaïnegebruik hebben bekend. Derksen, auteur van het boek dat Lucia de B. vrijpleitte, noemt dat 'het geloof in het magisch oog': denken aan iemands gedrag te kunnen zien dat hij/zij schuldig is.

Alle antwoorden van de 'verdachte' worden dan in dat licht geïnterpreteerd (mindset), terwijl sterker bewijs - de negatieve tests - wordt genegeerd (tunnelvisie). Groningse rechercheurs rapporteerden een bekentenis. Na het bestuderen van de video-opnames bleek dat in werkelijkheid een ontkenning te zijn. In het geval Yuri werd de mindset bij de KNGU mogelijk versterkt door de angst dat een nieuwe kwestie van Gelder het door hen georganiseerde WK zou overschaduwen. Dat zou voor de KNGU een absoluut rampscenario zijn. Overigens zou, als Van Gelder was gaan gebruiken, dat het deficiet van de door de KNGU gebruikte testmethodes aantonen.

Aandachtsvernauwing

Angst leidt tot aandachtsvernauwing en daarmee tot een sterk verhoogde kans op tunnelvisie. Ook bij haast stijgt het risico op tunnelvisie aanzienlijk en het WK kwam voor de KNGU snel dichterbij. Volgens Yuri heeft hij gezegd, dat hij door de spanning van het WK bang was weer te gaan gebruiken. Dat is een hulpvraag, geen bekentenis. De uitspraken echter "Ik ben bang weer te gaan gebruiken" en "ik heb weer gebruikt", liggen echter zo dicht bij elkaar dat een misinterpretatie snel is ontstaan. Dat geldt zeker als de verhoorders door tunnelvisie en een mindset bevooroordeeld zijn en de verhoorde door spanning en/of schaamte zich mogelijk minder duidelijk uitdrukt. De invloed van Yuri's advocaat op zijn verklaring is onbekend. Vooralsnog wordt Yuri's opvatting door de negatieve tests gestaafd, terwijl de KNGU-opvatting (nog) niet wordt onderbouwd. De NSF heeft Yuri nu een mentaal begeleider toegewezen. Als het kalf verdronken is, ...... Mijn zorgen over de mens Yuri van Gelder zijn daarmee echter niet weggenomen
.

Sociale uitsluiting

De van dopinggebruik verdachte Duitse schaatsster Claudia Pechstein werd bij een wereldbekerwedstrijd in Berlijn openlijk genegeerd door de schaatswereld, waarvan ze meer dan twintig jaar een prominent en gerespecteerd lid was. Met die 'fraudeur' wilde men niets te maken hebben. Uit de sociale groep gestoten worden (sociale uitsluiting) is een van ergste dingen die mensen kan overkomen. Slachtoffers hiervan hebben een verlaagde zelfwaardering, minder controle over hun leven en kunnen de fundamentele menselijke behoefte om ergens bij te horen niet meer vervullen. Dit kan tot depressie en verzwakking van het immuunsysteem leiden. In mijn proefschriftplan (februari 2010) uitte ik mijn zorgen hierover. Helaas, zijn die zorgen bevestigd. In haar op 6 november 2010 uitgebrachte biografie onthulde Pechstein dat ze samen met haar man heeft overwogen zelfmoord te plegen. Wielrenner Michael Rasmussen maakte na zijn ontslag bij de Rabobankploeg – in de bijna door hem gewonnen Tour de France van 2007 – dezelfde overweging.

Whereabouts

En wat is de impact van de whereabouts en de out-of-competition-controles op het psychisch welzijn van sporters. Recent onderzoek van (o.a.) de Dopingautoriteit liet zien dat een niet nader omschreven (waarom niet?) aantal sporters zich onvrij voelt iets te ondernemen, uit angst de controleur te missen. Zo'n aanhoudende angst kan generaliseren tot een angststoornis of tot wat psychologen 'aangeleerde hulpeloosheid' noemen. Men kan zichzelf dan niet meer helpen, ook als dat wel zou kunnen. Dat kan tot mentale stoornissen, klinische depressie en levenslange problemen leiden.

Het onderzoek toonde verder aan dat 47% van de sporters die onder de whereabouts-regeling vallen, de dopingregels als een te grote inbreuk op hun privacy ervaren. Bij sporters die niet onder de regeling vallen is dat 'slechts' 19%. Blijkbaar wordt de impact van de whereabouts op het privéleven sterk onderschat.

In een tv-interview doet Herman Ram de whereabouts af als onvermijdelijk gevolg van topsport. Dat is onjuist. Whereabouts zijn het gevolg van het gevoerde utopische antidopingbeleid. Dat geldt ook voor plannen om tijdens de Tour de France nachtelijke dopingcontroles uit te voeren. Dat kan tot een zelfbevestigende voorspelling en een negatieve escalatiespiraal leiden: de controle verstoort de nachtrust van de renner, waarmee zijn vermoeidheid toe- en zijn prestatieniveau afneemt, als compensatie denkt de renner doping nodig te hebben, wat weer tot meer nachtelijke controles leidt. Enzovoort. Ook leidt toenemende vermoeidheid tot concentratieverlies en daarmee tot een verhoogd valrisico. (Nacht)rust is belangrijk in de Tour. Joop Zoetemelk zei het al: "De Tour win je in bed".

Samenvatting

Het huidige antidopingbeleid tot kan ernstige consequenties voor zowel het fysiek als psychisch functioneren van sporters leiden. De proportionaliteit tussen de overtreding en het opsporings- en sanctiebeleid lijkt ernstig verstoord. Het middel is dan ernstiger dan de kwaal. Mijn zorg is dat een sporter daadwerkelijk voor een onomkeerbare oplossing kiest, als daar al geen voorbeelden van zijn. Ik besprak ze eerder.

Elementaire omissie

Verbetert doping prestaties?

Tot slot een volgens mij elementaire omissie in het dopingdiscours: de vraag in welke mate doping sportprestaties echt bevordert? Mijn promotiestudie richt zich op het prestatiebevorderend effect van epo bij wielrennen en waarom men daarin gelooft. Zowel populaire als wetenschappelijke publicaties zeggen dat dit effect overduidelijk is aangetoond. Verbruggen - voormalig voorzitter van de UCI - zegt dat wielrenners door epo meer dan twintig procent beter presteren, zonder dit echter te specificeren.

Het Radio 1 Sportforum van 25 september 2010 bespreekt de terugkeer van Ricardo Riccó in het wielerpeloton. Kort na een met overmacht gewonnen bergetappe in de Tour de France van 2008, werd Riccó met veel machtsvertoon gearresteerd. Hij had epo gebruik. Het vaste forumlid - Ton Boot - zei: 'als je epo neemt, win je'. Dat is een denkfout. Gezien de vele bekentenissen, werd epo enkele jaren geleden in het peloton veel gebruik. Ook Boot beweerde eerder dat alle renners gebruiken. Toch had iedere wedstrijd slechts één winnaar. Maar zelfs als Riccó in 2008 als enige epo gebruikte, is dat geen bewijs voor Boot's stelling. Won Riccó dankzij of ondanks epo?

Er zijn slechts twee dubbelblind placebo-gestuurde studies naar prestatiebevordering door epo gedaan. Beiden kennen een reeks methodologische bezwaren, die zowel de interne als de externe validiteit aantasten. Maar zelfs als we die methodologische bezwaren negeren, leidt prestatieverbetering door epo volgens deze studies hooguit tot een marginale verbetering van de fietssnelheid bij wielrenners. Aerodynamische aanpassingen (romphouding etc.) geven al snel betere resultaten en dat geldt zeker voor renners in de slipstream van de epo-gebruiker. Volgens andere onderzoekers is er geen relatie tussen het natuurlijk hemoglobineniveau en presteren.

Dat verkleint de waarschijnlijkheid dat epo prestaties bevordert. Het idee is immers dat epo het hemoglobineniveau verhoogt en dat renners daarmee beter presteren. Andere auteurs beschouwen het menselijk hemoglobineniveau als een evolutionair optimum tussen bloeddikte en capillarisatie (haarvaatjes in de spieren). Dat betekent dat zowel te weinig (bloedarmoede) als te veel hemoglobine tot afnemende prestaties leidt. Epo laat renners dan slechter presteren, tenzij ze bloedarmoede hebben. Samengevat: dat epo prestaties van wielrenners zo duidelijk verbetert als veelal wordt beweerd, is zeer twijfelachtig.

Doping en sportethiek

De vraag of epo (of andere soorten doping) prestaties echt bevorderen is essentieel voor het antidopingbeleid. Een middel of methode wordt als doping gezien als het aan twee van drie criteria voldoet: (1) prestatiebevorderend, (2) gezondheidsrisico en (3) tegen de ethiek van de sport zijn. Het derde criterium volgt dan uit het eerste. Epo is immers tegen de ethiek van de sport, omdat het prestaties ongeoorloofd bevordert. Als het dat niet doet, dan is het ook niet tegen de ethiek van de sport en blijft slechts het tweede criterium over. Epo is dan geen doping. Laten we de relatie tussen eerste en het derde criterium los, dan wordt het antidopingbeleid volledig willekeur en kan alles als doping worden gedefinieerd: melk, meisjes met rode haren, homo's, enz. In de praktijk is dit precies wat we zien gebeuren. De dopinglijst bevat vele middelen waarvan prestatiebevordering nooit evident is aangetoond, zoals de cocaïne van Yuri van Gelder.

Het verband tussen het eerste en derde criterium bestaat niet tussen het tweede en derde criterium. Als iets tegen de ethiek van de sport is vanwege gezondheidsrisico's, is de sport tegen haar eigen ethiek. Dat komt omdat de inherente gezondheidsrisico's van sport veelal veel groter zijn dan die van dopinggebruik. In vijftig jaar wielersport heb ik helaas veel ongevallen meegemaakt, soms met invaliderende en soms zelfs met fatale gevolgen. De gezondheidsrisico's van epo zijn daarbij verwaarloosbaar, zeker bij gecontroleerd gebruik. Dit is geen vrijbrief voor gecontroleerd gebruik, maar voor een genormaliseerde benadering van middelen waarvan prestatiebevordering ten minste sterk overdreven lijkt.

Gebruikte literatuur

  • Alle columns in het dossier doping van Sport Knowhow XL (zie hier).
  • Birkeland, K. I., Stray-Gundersen, J., Hemmersbach, P., Hallen, J., Haug, E., & Bahr, R. (2000). Effect of rhEPO administration on serum levels of sTfR and cycling performance. Medicine & Science in Sport & Exercise 32[7], 1238-1243.
  • Brouwer, B. (2008). Doping als Drogreden. De cyclus van bevestigingsvertekening en zelfbevestigende voorspellingen van doping in de wielersport. Heerlen: Open Universiteit. [masterthesis].
  • Brouwer, B., Lodewijkx, F.M. & Kuipers, H. (2009). Dopingbekentenis langs de wetenschappelijke meetlat. Sportpsychologie Bulletin, 20: 24-37.
  • Brouwer, B. (2010). De mythe van erythropoëitine in wielrennen: Prestatiebevordering door epo en bloeddoping en waarom wielrenners daar in geloven. Heerlen: Open Universiteit. Intern document [proefschriftplan].
  • Derksen, T. (2006). Lucia de B. Reconstructie van een gerechtelijke dwaling. Diemen: Veen magazines.
  • Derksen, T. (2008). Het O.M. in de fout.94 structurele missers. Diemen: Veen magazines.
  • Eijs, I., Havenga, A. & Hon, O. de (2010). De Nederlandse topsporter en het antidopingbeleid. Capelle aan den IJssel, Nieuwegein, Hoofddorp: Dopingautoriteit, NL-sporter, VVCS.
  • Kuipers, H., Moran, J., Dubravcic-Simunjak, S., Mitchell, D. W., Shobe, J., Sakai, H. et al. (2007). Hemoglobin level in elite Speed Skaters from 2000 up to 2005. and its Relationship with Competitive Results. International Journal of Sports Medicine 28, 16-20.
  • Kuipers, H., Moran, J., Mitchell, D. W., Shobe, J., Dubravcic-Simunjak, S., Sakai, H. et al. (2007). Hemoglobin Levels and athletic performance in elite Speed Skaters During the olympic Season 2006. Clincal Journal of Sport Medicine, 17 (2), 135-139.
  • Kuipers, H. & Ruijsch van Dugteren, G. (2006). The prohibited List and Cheating in Sport. International Journal of Sports Medicine, 27: 1-3.
  • Ouwerkerk, J.W. (2004). De invloed van angst voor sociale uitsluiting op prosociaal gedrag in groepen. Gedownload op 24 december 2009 van http://www.onderzoeksinformatie.nl/oi/biza/d51000o/OND1297245 .
  • Rassin, E. (2007). Waarom ik altijd gelijk heb: Over tunnelvisie. Schiedam: Scriptum psychologie.
  • Schmidt, W., Bierman, B., Winchenbach, P., Lison, P. & Böning, D. (2000). How valid is the determination of hematocrit values to detect blood manipulations. International Journal of Sports Medicine, 21: 133-138.
  • Seligman, M.E.P. (1975). Helplessness: On depression, Development, and Death. San Francisco: W.H. Freeman.
  • Studio Sport (2010, 13 oktober) Hangen en Opstaan. Video documentaire.
  • Verbruggen, H. (2001). The EPO Epidemic in Sport. Bloodline, 1, pp. 3-4.
  • Villafuerte, F.C., Cardenas, R., & Monge, C.C. (2004). Optimal hemoglobin concentration and high attitude: a theoretical approach for Andean men at rest. Journal of Applied Physiology, 96: 1581-1588.
  • Volkskrant (2006, 11 december) Politie hoort ontkenning aan voor een bekentenis.
  • Volkskrant (2010, 14 september) Pechstein lijdt aan zenuwinzinking.
  • Volkskrant (2010, 30 oktober) WADA adviseert in de Tour ook 's nachts op doping te controleren.
  • WADA (2009). World Anti-Doping Code. Montreal: World Anti-Doping Agengy.
  • Wilkerson, D. P., Rittweger, J., Berger, N. J. A., Naish, F., & Jones, A. M. (2005). Influence of recombinant human erythropoitin treatment on pulmonary O2 uptake kenetics during exercise in humans. Journal Physiology, 568 (2), 639-652.

 ***

Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved