Alle DA-Columns Zijn wielrenners zo dom?
[203] |
|
Een Leids onderzoeksteam onder leiding van Jules Heuberger stelde vast dat epo de prestatie van gezonde wielrenners in de dagelijkse sportpraktijk niet verbetert.[1] Die conclusie is in lijn met die uit mijn proefschrift De mythe van de rode bloedcel dat zegt er is geen bewijs dat epo en/of bloeddoping de prestaties van gezonde goedgetrainde wielrenners in echte wedstrijden verbetert.[2]
Het proefschrift geeft een theoretische onderbouwing van de ineffectiviteit van epo bij gezonde duuratleten, terwijl de Leidse studie die theorie empirisch bevestigt. Beiden zijn dus complementair De reacties op mijn proefschrift waren destijds vergelijkbaar met die op de Leidse publicatie nu en komen vooral voort uit ongeloof.
Het Leidse team maakte deel uit van het Centre for Human Drugs Research (CHDR), een wereldwijd befaamd instituut voor onderzoek naar de effectiviteit van medicijnen.
Mijn proefschrift |
Mijn proefschrift in 2015 geeft een theoretische onderbouwing van de ineffectiviteit van epo bij gezonde duuratleten, terwijl de Leidse studie die theorie empirisch bevestigt. Beiden zijn dus complementair De reacties op mijn proefschrift waren destijds vergelijkbaar met die op de Leidse publicatie nu en komen vooral voort uit ongeloof.
Het proefschrift was gebaseerd op het cum laude afstuderen als master of science in de psychologie, negen jaar multidisciplinair wetenschappelijk (promotie)onderzoek, vijftig jaar wielerervaring (als renner, trainer en als constructeur van racefietsen) en een lange carrière als meet- & regeltechnicus.
De kennis uit het multidisciplinaire meet- & regeltechnisch domein was erg nuttig in een studie waarin stroming (van bloed) in een gesloten circulatiesysteem (bloedvatenstelsel) een centrale rol speelden. Ons bloedcirculatiesysteem is namelijk een complex meet- & regeltechnische systeem, waarin dezelfde natuurwetten gelden als in de cv-installatie bij u thuis en in een elektrische stroomkring.
Ondanks al die ervaring, waaronder 30 jaar koerservaring, was de tendens in de kritiek dat zowel de Leidse onderzoekers als ik niets van wielrennen begrijpen, zodat onze publicaties nietszeggende documenten zijn. Epo bevorderd duurprestaties als wielrennen en daarmee basta.
Stel, u bent ernstig ziek en uw arts geeft u de keuze uit twee medicijnen: a en b. Bij medicijn a vertelt hij dat sommigen sterk in de genezende werking van dit medicijn geloven, maar dat dat in de objectieve praktijk nooit is aangetoond. Van medicijn b is de genezende werking daarentegen niet alleen empirisch, maar ook theoretisch aangetoond. Met medicijn b geneest u vrijwel zeker, aldus uw arts. Welk medicijn zou u kiezen?
Tenzij u bij de groep gelovigen voor medicijn a hoort, kiest u vrijwel zeker voor medicijn b. De vraag is dan waarom velen in het debat over epo precies de omgekeerde keuze maken en kiezen voor de mythe van epo (medicijn a), in plaats van voor het overtuigende empirisch en theoretisch bewijs over de ineffectiviteit van epo bij duurprestaties (medicijn b).
Mensen hebben moeite met het veranderen van standpunt (geloofsvolharding), zeker als dat standpunt is gefundeerd op een sterke overtuiging als epo verbetert duurprestaties. Er ontstaan dan gedachten als: ‘Was ik zo dom, dat ik daarin geloofde?’ Zo dom wil niemand zijn, zodat die gedachten tot een onplezierig gevoel leidt dat cognitieve dissonantie wordt genoemd. Die dissonantie willen mensen zo snel mogelijk weer kwijt. We kunnen onze overtuigingen uit het verleden echter niet meer veranderen.
Om die dissonantie toch op te heffen ontstaat geloofsvolharding: vasthouden aan wat men al dacht. Mensen gaan dan op zoek naar informatie die hun initiële overtuiging bevestigt. Daarmee strijdige informatie wordt genegeerd of, als dat niet mogelijk is, gebagatelliseerd. Dat noemen we bevestigingsvertekening.
De combinatie van cognitieve dissonantie, geloofsvolharding en bevestigingsvertekening is een veel voorkomend psychologisch fenomeen dat in de dagelijkse praktijk wordt samengevat als tunnelvisie. Dat is precies wat er gebeurt in de kritieken op de Leidse studie en eerder op mijn proefschrift: tunnelvisie. In zijn boek Waarom ik altijd gelijk heb beschrijft Rassin dit fenomeen gedetailleerd[3].
Ter illustratie een ander voorbeeld van tunnelvisie: verstokte rokers bagatelliseren de enorme gezondheidsrisico’s van roken, terwijl die anno 2017 onbetwistbaar zijn. Ze verwijzen graag naar die ene man, die 98 jaar werd ondanks dat hij altijd twintig sigaretten per dag rookte. Dat vermindert hun cognitieve dissonantie. Informatie dat vele verstokte rokers vroegtijdig aan kanker overleden of COPD kregen wordt genegeerd, omdat dat hun cognitieve dissonantie juist versterkt.
De hiervoor besproken effecten zijn extra sterk bij renners die voor epogebruik werden gestraft en bij dopingdopingautoriteiten die die straffen uitdeelden. Zij moeten niet alleen van standpunt veranderen, maar ook nog eens in het reine komen met hun gedrag uit het verleden. Zij zullen meer cognitieve dissonantie ervaren en zich daarom extra sterk verzetten tegen de conclusies uit de Leidse publicatie en uit mijn proefschrift.
Danny Nelissen |
Ter illustratie van het voorgaande bespreek ik een Radio-1-interview op 30 juni 2017 met Danny Nelissen, voormalig beroepsrenner en tegenwoordig NOS-wielercommentator. Nelissen gebruikte tijdens zijn actieve carrière epo en werd daarvoor jaren later ontslagen als wielercommentator bij Eurosport. Hij was boos op de Leidse onderzoekers. Hoe konden die beweren dat epo niet werkt.
Hij en zijn voormalige collega’s waren er van overtuigt dat epo werkt. Daar konden zij als ervaringsdeskundigen immers het beste over oordelen (medicijn a). Die Leidenaren moesten maar eens te rade gaan bij de Italiaanse professoren Ferrari en Conconi. Dan zouden ze er wel achter komen hoe epo van gemiddelde renners toppers maakt. Dat wetenschappelijke theoretische en empirische evidentie (medicijn b) veel sterker bewijs is dan persoonlijke ervaringen, bagatelliseert Nelissen.
Ter informatie: net als Nelissen wordt in de dagelijkse praktijk vaak gezegd dat epo volgens mij en de Leidenaren niet werkt. Dat is feitelijk onjuist. Epo werkt, het stimuleert de aanmaak van extra rode bloedcellen, ook bij gezonde atleten. De vraag is echter of je door die extra rode bloedcellen harder gaat fietsen, lopen, schaatsen, o.i.d. Dat is zowel volgens de Leidenaren als volgens mij niet zo.
De studie was, aldus Nelissen, uitgevoerd met recreatieve fietser en kan dan hooguit aantonen dat epo recreatieve prestaties niet verbetert, maar niet dat dat voor beroepsrenners ook geldt. Hier heeft Nelissen formeel gelijk. Mijn proefschrift laat echter zien dat als epo het recreatieve prestatieniveau niet verbetert, de kans vrijwel nihil is dat epo dat bij beroepsrenners wel doet. Andersom lijkt aannemelijker. Overigens hebben de Leidse onderzoekers dit bezwaar, zoals het hoort, in hun publicatie vermeld.
De interviewer bracht hier tegenin dat, zoals de studie ook vermeldt, de WADA het onmogelijk maakt beroepsrenners in zo’n studie op te nemen. Die zouden immers gestraft worden voor dopinggebruik. Maar dat maakte voor Nelissen geen verschil. De onderzoekers moesten eerst maar eens aantonen dat epo ook de prestaties van beroepsrenners niet verbetert, pas dan wilde hij er weleens over nadenken.
En, vervolgt Nelissen, volgens de studie ga je door epo niet harder fietsen. Maar daar gebruikten wij epo niet voor niet voor. Wij gebruikten het om beter te herstellen. Dit argument is strijdig met zijn verwijzing naar de Italiaanse professoren, die met epo van middenmoters toppers zouden maken. Dan gaat het toch echt over harder fietsen.
Als we alle uitlatingen over epo van renners, (medisch) begeleiders, journalisten, enz. in de laatste twintig jaar analyseren, werd epo door wielrenners overduidelijk gebruikt om harder te fietsen. Epo zou immers tot een peloton van twee snelheden leiden: gebruikers vs. niet-gebruikers.
Nelissens reactie, dat zij epo gebruikten om beter te herstellen, illustreert een patroon dat ik tijdens mijn studie vaak tegenkwam. Als een vermeend voordeel van epo voor duuratleten werd weerlegd, kwam vrijwel direct een nieuw vermeend epo-voordeel in beeld en als dat ook weerlegd werd, werd het derde, vierde, vijfde, enz. vermeende voordeel uit de kast getrokken. Mijn proefschrift bespreekt en weerlegt meerder van die vermeende voordelen. U kunt daar ook lezen dat het onaannemelijk is dat gezonde goedgetrainde duuratleten met epo sneller herstellen. Epo vertraagt dat herstel eerder.
“Wat denken ze wel, daar in Leiden?” verzucht Nelissen aan het einde van het interview, “Denken ze daar dat wij zo dom zijn om dat spul te gebruikten als het niet werkt?” Daarmee is de cirkel van geloofsvolharding, cognitieve dissonantie, bevestigingsvertekening, negeren en bagatelliseren rond.
Ik kan Nelissen geruststellen, hij en zijn collega’s waren niet dom. Ze zijn eenvoudig verkeerd voorgelicht. Henk Maassen schrijft in Medisch Contact dat het in zekere zin tragisch is dat epo nauwelijks werkzaam is. Hij citeert daarvoor, mede auteur van de Leidse publicatie en CEO van CHDR, professor Adam Cohen:
Een zeer goede wielrenner als Lance Armstrong heeft zijn carrière moeten beëindigen dankzij slechte medische begeleiders die hem – ten onrechte – van de werking van het middel hebben overtuigd.
Adam Cohen |
Ik onderschrijf Cohens conclusie volledig, met de aanvulling dat die foute informatie voorziening ook andere dopingproducten betreft en dat ook de antidopingcommunity in haar utopische geloof in de oneerlijke werking sterk heeft bijgedragen aan die onjuiste informatievoorziening, zowel naar atleten de media en als naar het grote publiek. Ik schreef in juni 2013 al een opiniestuk in de NRC met als titel: Wielrenners bedriegen niet, maar worden bedrogen.
Dat bij gezonde mensen meer dan hun natuurlijke hoeveelheid rode bloedcellen tot meer zuurstof voor de spieren leidt is een mythe. Het zuurstofaanbod aan de spieren neemt dan juist af. Ik kom hier in een latere column uitgebreider op terug.
Dat waanideeën in de (wieler)sport steeds opnieuw opkomen, blijkt uit een optreden van Team Sky ploegarts Roger Palfreeman op de Training and Competition in the Heat Conference. In zijn betoog zegt de ploegarts dat Chris Froome met ‘functionele dehydratie’ Alpe d’Huez nog 47 seconde sneller kan beklimmen. Bij deze, aldus de teamarts, nieuwe innovatieve methode creëert men bij de renner een bewust vochttekort (water), waardoor zijn gewicht afneemt en hij sneller kan klimmen.
Palfreeman kan dehydratie wel aan het begrip functioneel koppelen, maar het blijft gewoon dehydratie ofwel een tekort aan water in het lichaam. Daarvan hebben Lawrence Armstrong en zijn collega’s[4] al aangetoond dat bij 5 en 10 kilometer lopers slechts 2% vochttekort al tot 6% prestatieverlies leidt.
Dat er flink de bezem door de (medische) begeleidingsteams in de (wieler)sport moet, lijkt mij evident. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat vele begeleiders bezig zijn bizarre hobby’s op atleten uit te leven, zonder rekening te houden met de belangen van de atleet. Dat is (bijna) misdadig.
Wat hiervoor over epo is gezegd geldt ook voor bloeddoping en hoogtetraining. Die hebben in de sport allemaal hetzelfde doel, het vermeerderen van het aantal rode bloedcellen in het bloed van gezonde mensen.
De Leidse publicatie kunt u hier downloaden.
Mijn proefschrift 'De mythe van de rode bloedcel' kunt u bij iedere boekhandel bestellen onder ISBN 978-94-90951-17-7 en via Bol.com heeft u het morgen in huis. U kunt het proefschrift ook rechtstreek bij de uitgever bestellen. Het proefschrift is stevige kost, maar met een beetje goede wil en in kleine stapjes die u dan eerst even laat inwerken, is het ook voor leken goed te begrijpen.
1. | Heuberger, J. A. A. C., Rotmans, J. I., Gal, P., Stuurman, F. E., Westende, J. v. t., Post, T. E., . . . Cohen, A. F. (2017). Effect of Erythropoietin on cycling performance of well trained cyclists: a double-blind, randomised, placebo-controlled trail. The lancet Haematology. |
2. | Brouwer, B. (2015). De mythe van de rode bloedcel: Verbetert erythropoëtine (epo) of bloeddoping de prestaties van wielrenners en andere duuratleten? (Ph D thesis). Rotterdam/Heerlen: 2010 Uitgevers/Open Universiteit. ISBN: 978-94-90951-17-7 |
3. | Rassin, E. (2007). Waarom ik altijd gelijk heb: Over tunnelvisie Schiedam: Scriptum Psychologie. ISBN: 978-90-55945-63-4 |
4. | Armstrong, L. E., Costill, D. L., & Fink, W. J. (1985). Influence of diuretic-induced dehydration on competitive running performance. Medicine and Science in Sports and Exercise, 17(4), 456-461. |
***
Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved