Alle DA-Columns Stop controles in privétijd
|
Auteurs: Drs. Bram Brouwer en Prof. Gerard Sierksma
In de Volkskrant van 11 november jl.[1] betoogt een van de auteurs (professor Gerard Sierksma) van dit artikel dat voor hem Contador dé Tourwinnaar van 2010 is en blijft, hoe de huidige dopingperikelen rond de Spanjaard ook uitpakken. Volgens Sierksma zou na de prijsuitreikingen niet meer aan de uitslagen getornd mogen worden: alle tests gaan na de huldiging in de prullenmand en controles tussen opeenvolgende wedstrijden worden afgeschaft. Deze tamelijk boude stellingname heeft aanleiding gegeven tot een stevige e-mailwisseling tussen beide auteurs en leidde tot een gemeenschappelijk standpunt.
Het dopinggedoe rond Contador kent vele vergelijkbare gevallen. Niemand snapt waarom Armstrong elf jaar na zijn Touroverwinning in 1999 deze alsnog kwijt kan raken wegens vermeend dopinggebruik tijdens die tour. Het lijkt erop dat net zo lang wordt gezocht tot ‘bewijs’ wordt gevonden, hoe dun ook. Na vele negatieve tests, is één minuscuul positief resultaat ‘voldoende bewijs’ voor bedrog; bij Contador gaat het om 0,00000000005 gram verboden materiaal dat vele maanden na zijn Tourzege gevonden schijnt te zijn. Waarom blijft men zoeken? Wil men per se iets vinden? En of dat gecontroleerd en gezoek nog niet voldoende is, worden tegenwoordig buiten de wedstrijden zogenoemde out of competition controles uitgevoerd. Volgens Soek[2] zijn die zelfs strijdig zijn met de mensenrechten.
Winnaars worden gehuldigd terwijl ze feitelijk nog verdacht zijn. Het zou derhalve van tweeën een moeten zijn: stop het gespeur na afloop van de huldiging, of wacht met huldigen totdat alle tests zijn uitgevoerd en al het materiaal is onderzocht. Het uitstellen van huldigingen werkt natuurlijk niet. Immers dan was Armstrong nog steeds niet gehuldigd voor zijn Touroverwinning in 1999. Doorgaan met speuren na de huldiging maakt die huldiging ongeloofwaardig.
Bram Brouwer |
Naar ons oordeel moeten zowel de gewone sport- en spelregels als de dopingregels (hierna kortweg sportregels genoemd) aan vier overkoepelende voorwaarden worden getoetst: de regels voor sportregels:
DA1. Sportregels moeten functioneel zijn (betreffende onder meer spelverloop en veiligheid);
2. Sportregels moeten een toegevoegde waarde voor de sport hebben, haar faciliteren;
3. Sancties op het overtreden van sportregels moeten proportioneel zijn met de aard en de ernst van de overtreding;
4. Sportregels, overtredingen, opsporen en sanctioneringen moeten zich beperken tot het sportdomein.
Ad 1. De omstreden dr. Bibberregel uit het schaatsen is een voorbeeld van een regel die niet functioneel is. Het is immers onduidelijk welk probleem ze oplost. Het veiligheidsargument dat de ISU hanteert[3] om dr. Bibber te rechtvaardigen is een drogreden. Er is er geen geval bekend waarbij de veiligheid van schaatsers door overschrijding van de baanmarkering ‘op het rechte eind’ in het geding is. Anderzijds is de wisselregel - die bepaalt welke schaatser voorrang heeft op de kruising - wel functioneel.
Ad 2. De sport is gebaat bij een zo klein mogelijk aantal regels, die een correct spelverloop, de veiligheid en de ‘ervaren eerlijkheid’ waarborgen. Iedere sportregel moet voor de sport en haar beoefenaren een toegevoegde waarde hebben. We spreken van ervaren (on)eerlijkheid in plaats van feitelijke (on)eerlijkheid omdat vanuit een sportfilosofische benadering[4] sport ‘per definitie oneerlijk’ is. Sport is pas eerlijk als alle deelnemers exact dezelfde uitgangssituatie meekrijgen, zowel vooraf als tijdens de wedstrijd. De atleet of het team wint slechts als ergens een voordeel is verkregen op de tegenstander en dat is volgens die theorie ‘oneerlijk’. Echter ieder weldenkend mens vindt het niet oneerlijk als sporters hun prestatie bevorderen met een sponsor die hun meer mogelijkheden geeft dan de concurrent. Willen ze hun fysieke capaciteit vergroten met prestatiebevorderende middelen, dan noemen we dat doping (oneerlijk) en volgen zware sancties tot mogelijk vijf jaar gevangenisstraf. Dan zijn sporters criminelen. Om de ‘misdaad’ op te sporen zijn wereldwijd organisaties opgezet, met bevoegdheden die in onze westerse cultuur buiten het sportdomein onacceptabel zijn. Objectief gezien is het onduidelijk waarom prestatiebevordering via financiële middelen eerlijker of oneerlijker is dan prestatiebevordering via farmacologische middelen.
Kortom: sportregels zijn niet eerlijk of oneerlijk, we vinden ze eerlijk of oneerlijk.
Ad 3. Sancties op het overtreden van sportregels moeten proportioneel zijn met de aard en de ernst van de overtreding. Een overtreding van de dr. Bibberregel doet niets af aan de ‘ervaren eerlijkheid’ van het schaatsen. Integendeel, niet de overtreding van deze regel, maar de handhaving ervan wordt door sporter en publiek als oneerlijk ervaren. Diskwalificatie bij overtreding is dan disproportioneel (het kostte schaatsster Jorien Voorhuis haar nationale titel op de 5.000 meter[5]). Natuurlijk mogen schaatsers niet langdurig buiten hun eigen baan gaan rijden, maar daar waren al regels voor.
Ad 4. Sport- en spelregels dienen zich te beperken tot het sportdomein. Daarbuiten zijn andere organen aangewezen voor het maken, handhaven en sanctioneren van wetten en regels. Als de Dopingautoriteit vindt dat een dertienjarig meisje tegen haar ouders beschermd moet worden, moet zij de kinderbescherming waarschuwen en haar niet onder het zwaarste dopingregiem plaatsen. Als organisaties buiten hun eigen domeinen regels mogen stellen en sanctioneren, is de anarchie geboren.
Samengevat, in de sport zijn regels regels en moeten overtredingen van die regels bestraft worden. Echter, alle sportregels (inclusief dus de dopingregels) die niet aan de hiervoor geformuleerde regels voor sportregels voldoen, kunnen de prullenmand in.
Hoe past nu bijvoorbeeld het bijt-akkefietje van voetballer Luis Suarez binnen deze regels? Heel Nederland zag dat Suarez zijn collega Otman Bakkal in de schouder beet. Echter de scheidsrechter zag het niet. Betekent dit dat deze nare overtreding volgens onze ‘regels voor sportregels’ niet bestraft kan worden? Inderdaad, niet binnen het sportdomein. Echter het bijten van medemensen is strafbaar, ook buiten het sportveld. Bakkal kan aangifte doen bij de politie, waarna de rechter beslist over de aan Suarez op te leggen straf.
Er zijn drie domeinen waarin een sporter bestraft kan worden: (1) het sportdomein, (2) het werkgeversdomein, en (3) het publieke domein.
Ad. 1. Overtredingen die tijdens de wedstrijd door het arbitrale team worden geconstateerd, worden volgens de vigerende regels terstond bestraft en/of gerapporteerd. De straf kan derhalve het wedstrijdverloop beïnvloeden (een voetballer met een rode kaart). Het betreffende sporttribunaal kan ook na de wedstrijd (verdere) sancties opleggen die echter de uitslag van de wedstrijd niet veranderen. Bij Suarez heeft het sportdomein haar kans verspeeld omdat het bijtincident niet is geconstateerd en/of gerapporteerd.
Ad. 2. De werkgever kan zijn werknemer arbeidsrechtelijk straffen als deze handelt tegen de regels en de goede omgangsvormen van die werkgever. Ook Suarez werd door zijn werkgever (Ajax) bestraft. Werkgevers kunnen zelfs ongepast gedrag dat op zichzelf niet strafbaar is bestraffen, maar de goede naam van de werkgever wel aantast. De sporter kan bezwaar halen bij de arbeidsrechter. Ook kan een onafhankelijke mediator een rol spelen.
Ad. 3. Bij overtredingen die ook buiten het sportdomein strafbaar zijn (zoals bijten) kan de benadeelde partij (hier Bakkal) aangifte bij de politie doen of een civiel-juridische procedure starten. Dat kan ook naast de straf binnen het sportdomein. Via reguliere gerechtelijke procedures beoordeelt de rechter de strafbaarheid en de strafmaat en bepaalt een civiele genoegdoening. Met hulp van een onafhankelijk mediator kunnen de partijen proberen tot een gezamenlijk vergelijk te komen.
Contador wordt voor 0.00000000005 gram doping mogelijk zijn Tourzege ontnomen. Het NOS-sportjournaal van zondag 5 december 2010 meldde haaruitval bij de Spanjaard door spanningen. Een symptoom van ernstige psychosomatische problemen.
En wat te denken van de ondertussen zestienjarige schaatser die door de Nederlandse Dopingautoriteit voor het internationaal sporttribunaal (CAS) wordt gesleept, omdat deze autoriteit het niet eens met de uitspraak van het Nederlandse tribunaal.[6] Hebben we enig idee wat de psychosociale gevolgen voor deze jongen gedurende de rest van zijn leven zijn? Vervolgens werd zijn - al eerder gememoreerde - jongere zus als dertienjarige onder het zwaarste dopingregiem geplaatst, omdat de Nederlandse Dopingautoriteit de zaak ‘niet vertrouwde’. Toen haar vader niet akkoord ging, werd ze geschorst.[7] In hoeverre tast dit het vertrouwen in de maatschappij aan bij een tiener, die dit vertrouwen net begint te ontwikkelen?
Bij de Belgische wielrenner Kevin van Impe was een dopingcontrole belangrijker dan de voorbereiding van de crematie van zijn overleden zoon.[8] Slechts een oplettende manager hield schaatsster Claudia Pechstein en haar partner van zelfmoord af.[9] Wielrenner Michael Rasmussen dacht aan zelfmoord na zijn ontslag bij de Rabobankploeg.[10] Een basketballer pleegde zelfmoord na zijn schorsing voor doping.[11] Bij het overlijden van wielrenner Marco Pantani lijken antidopingperikelen een belangrijke rol te hebben gespeeld.[12] Een Spaanse ex-mountainbiker hing zichzelf op wegens dopingkwesties.[13] Yuri van Gelder werd gestraft voor een middel dat hij buiten de competitie mocht gebruiken. Volgens een recent rapport van de Nederlandse Dopingautoriteit[14] ervaren 47% van de Nederlandse sporters, die onder dewhere abouts[15] regeling vallen, deze als een inbreuk op hun privacy: sporters voelen zich aangetast in hun vrijheid. Tijdens de Tour de France wil men nachtelijke controles gaan invoeren.[16]
Het antidopingbeleid lijkt zo langzamerhand een aanzienlijk groter risico voor de gezondheid van sporters te zijn dan het dopinggebruik zelf. Natuurlijk moet het gebruik van verboden middelen bestraft worden, maar het huidige antidopingbeleid is contraproductief.
Een belangrijke reden dat het huidige antidopingbeleid niet voldoet aan de regels voor sportregels is dat het gebaseerd is op emotie en fantasie en niet op feiten. Het emotionele aspect komt tot treffend tot uiting in een interview in Nieuwsuur[17] met oud-renner en journalist Paul Kimmage, een van de mensen achter de al elfjaar durende hetze tegen Armstrong. Kimmage betwist alle zeven Tourzeges van Armstrong. Armstrong is volgens hem ‘de kanker van het peloton’ (hoe ironisch) en vervolgt met ‘Voor mij staat Armstrong voor alles wat niet deugt aan het profwielrennen’. In een dergelijke emotionele toestand ontstaan gemakkelijk situaties waarin doorgezocht wordt tot een minuscuul bewijs wordt gevonden, hoe lang dat ook duurt en hoeveel tegenbewijs er ook is. Zelfs het construeren van bewijs gaat tot de mogelijkheden behoren: de schuld staat immers vast.
Een ander voorbeeld van ongefundeerde beschuldiging komt van IOC-lid en voormalig UCI-praeses Hein Verbruggen die zegt dat epo de wielerprestaties met meer dan twintig procent laat toenemen.[18] Een wielrenner die in een tijdrit van 50 km gemiddeld 50 km/uur (één uur) kan rijden, kan dan volgens Verbruggen met epo 60 km/uur rijden en dat scheelt tien minuten. Een gigantisch voordeel, dat vrijwel iedereen als oneerlijk ervaart en dus ondersteuning van het antidopingbeleid zal oproepen. Verbruggen baseert zijn uitspraak echter niet op gedegen onderzoek, maar op het toenemende aantal wereldrecords in het wielrennen, het zwemmen en het schaatsen sinds epo (rond 1990) in de sport kwam. Die twintig procent van Verbruggen is compleet uit de lucht gegrepen: stemmingmakerij.[19]
Over de prestatiebevorderende effecten van epo zijn slechts twee ‘goede’ onderzoeken beschikbaar.[20a+b] Generaliseren we de resultaten van deze onderzoeken naar beroepswielrenners (het is twijfelachtig of dat ongecorrigeerd kan), dan beïnvloedt epo de fietssnelheid slechts marginaal: de romphouding iets lager (aerodynamischer) is al snel efficiënter.[21] Recent onderzoek laat zien dat de ideeën over prestatiebevordering door epo vooral door psychologische processen lijken te ontstaan.[22] Ander recent onderzoek toont aan dat de winnaars van de Tour, de Giro en de Vuelta in de epoperiode niet significant beter presteerden dan in de pre-epoperiode.[23]
Met andere middelen dan epo is een significante prestatiebevordering bij wielrenners nog onwaarschijnlijker. Kortom, het lijkt erop dat de anti-dopingregels (1) nauwelijks ergens op gebaseerd zijn; (2) niet bijdragen aan de sport en haar sportiviteit, in tegendeel ze maken de sport ongeloofwaardig; (3) buitenproportioneel gesanctioneerd worden; en (4) gesanctioneerd worden buiten het sportdomein.
Zodra de volksliederen hebben geklonken worden de uitslagen niet meer veranderd. Sporters worden binnen het sportdomein dan alleen nog gestraft op basis van tijdens de wedstrijd geconstateerde en gerapporteerde overtredingen van regels, en dat geldt ook voor alle dopingregels. En wat die where abouts betreft: onmiddellijk ermee stoppen.
1. | Sierksma, Gerard (2010, 11 november). Contador heeft de Tour 2010 gewonnen. Basta. Amsterdam: Volkskrant |
2. | Soek, J.W. (2006). The strict Liability principle and The human Rights of the Athlete in Doping cases. Rotterdam: Erasmus universiteit. Ph D Thesis. |
3. | Volkers, J. (2010, 9 november). Waar dient die regel eigenlijk voor?: Commotie in lange baanschaatsen na invoering ‘dr. Bibber’. Amsterdam: De Volkskrant. |
4. | Tamboer, J. & Steenbergen, J. (2004). Sportfilosofie. Budel: Uitgeverij Damon. |
5. | Volkskrant (2010, 11 november) Protestactie tegen dr. Bibber. Amsterdam: De Volkskrant. |
6. | Volkskrant (2010, 1 december). Zaak_Lommers komt voor Sporttribunaal. Amsterdam: De Volkskrant. |
7. | NRC (2010, 6 december). Meisje van dertien, waar was je vandaag?. Amsterdam: NRC. In diverse columns op Sport Knowhow XL is deze kwestie uitvoering bediscussieerd. |
8. | Coorevits, H. (2008). Dopingcontroleur overvalt profrenner Kevin Van Impe terwijl die crematie van zoontje regelt. Op 10-06-2008 gedownload van http://www.sportwereld.be/Article/Detail.aspx?articleID=LV1ASLR. |
9. | Pechstein, C. (2010). Von Gold und Blut. Mein leben zwischen Olymp und Hölle. Schwarzkopf & Schwarzkopf. |
10. | Telegraaf (2007b, 1 december 2007). Rasmussen op de rand van zelfmoord (p. 1). Amsterdam, Telegraaf. |
11. | Nieuwsblad van het Noorden (27-09-2010). Geschorste rugbyer dood aangetroffen. Groningen: Nieuwsblad van het Noorden. |
12. | Afscheidsbrief Pantani. |
13. | Volkskrant (2011, 12 januari). Dopingverdachte pleegt zelfmoord. Amsterdam: Volkskrant. |
14. | Eijs, I., Havenga, A. & Hon, O. de (2010). De Nederlandse topsporter en het antidopingbeleid. Capelle aan den IJssel, Nieuwegein, Hoofddorp: Dopingautoriteit, NL-sporter, VVCS. |
15. | De ‘where abouts’ staan voor een systeem waarin topsporters tot in de toekomst moeten aangeven waar ze zich op ieder moment van de dag gaan bevinden. Dit gel het hele jaar rond, ook tijdens vakanties. Volgens de dopingautoriteiten is dit systeem noodzakelijk, omdat men anders geen onverwachte out of competition controles kan plannen. |
16. | Volkskrant (2010, 30 oktober). WADA adviseert in de Tour ook 's nachts op doping te controleren. |
17. | Nieuwsuur (2011, 10 januari). Interview met Paul Kimmage over het dopinggebruik van Lance Armstrong. Hilversum, NOS/NTR. |
18. | Verbruggen, H. (2001). The EPO Epidemic in Sport. Bloodline review 1 (3):3-4. |
19. | Deze analyse wordt in een volgende column op Sport Knowhow XL uitgewerkt. |
20a. | Böning, D., Maassen, N., & Pries, A. (2008). No proof for augmented arterial oxygen content as only factor influencing exercise capacity after epo doping. Journal of Applied Physiology, 105, 1988. doi: 10.1152/japplphysiol.91142.2008 |
20b. | Wilkerson, D. P., Rittweger, J., Berger, N. J. A., Naish, P. F., & Jones, A. M. (2005). Influence of recombinant human erythropoietin treatment on pulmonary O2 uptake kinetics during exercise in humans. Journal of Physiology, 568(2), 639-652. doi: 10.1113/jphysiol.2005.089920 |
21. | Ingen Schenau G.J. (1985) Snelheid: Een evenwicht tussen inspanning en wrijving. In: J.P. Clarijs & G.J. van 21. Ingen Schenau. Wielrennen: een confrontatie tussen wetenschap en praktijk van het wielrennen. Lochem/gent: Uitgeversmaatschappij de Tijdstroom. |
22. | Brouwer, B., Lodewijkx, H.F.M. & Kuipers, H. (2009). Dopingbekentenis langs de wetenschappelijke meetlat. Sportpsychologie bulletin, 20 (2):24-37 |
23. | Lodewijkx, H.F.M. & Brouwer, B. (2011). Some Empirical Notes on the 'Epo Epedemic' In professional Cycling. Research Quarterly forExercise and sport. [geaccepteerd] |
Gerard Sierksma is hoogleraar Kwantitatieve Logistiek aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Rijks Universiteit Groningen. Hij is specialist in het ontwikkelen van computersystemen ter ondersteuning van logistieke beslissingen. Deze systemen past hij ook toe in de sport. Hij reed de laatste drie 11-stedentochten en is mede-auteur van de boeken 'Tour de France Top 100' en 'Schaatsen Top 100 '
***
Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved