Doping Academy

Onafhankelijk kennis- en informatiecentrum doping


DA-Home | Terug


Les 9 van 10 | leestijd < 5 min. | [339]

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen



 academy cap 204x204Deze negende les vat de bevindingen uit de voorgaande lessen kort samen en beschrijft onze conclusies en aanbevelingen.

Samenvattingen

Les 1:  is een inleiding in het college ‘Wat u van doping-controles moet weten’.
Les 2: beschreef de verwerkingsniveaus waarin dopingcontroles ingedeeld kunnen worden: (1) Analyseniveau, waar ruwe meetscores worden vastgesteld. (2) Testniveau, waarin de ruwe scores worden omgezet in geobserveerde scores en waar met behulp van de kritische testscore wordt bepaald of aan de eisen van een criterium (verboden middel of methode gebruikt) wordt voldaan. (3) Procedure niveau waarin op basis van alle feiten wordt beoordeeld of er sprake is van dopinggebruik (het bewust gebruik van een verboden middel/methode met als doel een betere atletische prestatie).
Ook beschreef deze les vijf soorten fouten die bij (doping)controles kunnen optreden: meetfouten, procedurefouten, onbewust dopinggebruik, derde variabele fouten en kallibratie fouten. Een beschrijving van die fouten vindt u in de les.
Duidelijk werd dat naarmate het verwerkingsniveau hoger is, de menselijke invloed op de uitkomst toeneemt. Daaruit volgt dat de beoordeling op wel/geen doping gebruikt op procedureniveau het meest problematisch is, omdat daar de begrippen bewust/onbewust en intentie een hoofdrol spelen. De antidopingwereld vermijdt dit probleem door hier de bewijslast om te draaien. De atleet moet dan zelf aantonen te goeder trouw te zijn geweest. Maar dat is vrijwel altijd onmogelijk, waardoor rechtsongelijkheid ontstaat.
Les 3: besprak de betrouwbaarheid en validiteit van (doping)tests, twee cruciale variabelen om de kwaliteit van tests te beoordelen. Naarmate deze waarden lager zijn is die kwaliteit slechter en ontstaan er meer foute testresultaten. Maar perfecte (doping)tests (100% betrouwbaar en valide) bestaan niet. Voor dopingtests worden deze kwaliteitscijfers niet vrijgegeven, waardoor onafhankelijke instanties niet kunnen beoordelen of die waarden voldoende betrouwbare en valide tests garanderen voor het sanctioneren van mensen.
Les 4: beschreef aan de hand van de signaaldetectietheorie de consequenties van fouten die onvermijdelijk in (doping)tests ontstaan en laat zien dat door het verschuiven van de kritische testscores wordt bepaald in welke mate die fouten als vals negatief (niet gepakt) of als vals positief (vals beschuldigd) worden beoordeeld. Naarmate de kritische testscores lager zijn worden er meer gebruikers ‘gepakt’, maar onvermijdelijk nog meer atleten vals beschuldigd voor dopinggebruik.
Deze les laat ook zien dat de antidopingwereld vermoedelijk extreem lage kritische testscores hanteert, waar, zoals in het strafrecht, hoge kritische testscores vereist zijn. Dit leidt onvermijdelijk tot relatief veel valse dopingbeschuldigingen vergeleken met het aantal ‘niet gepakten’. Hoewel één valse beschuldiging voor doping desastreus is voor de gehele carrière van de atleet, lijkt de antidopingwereld deze consequentie te accepteren.
Les 5: liet zien dat het onaannemelijk is dat meer dopingcontroles tot meer en meer gepakte gebruikers leidt. Deze les laat een tendens zien dat met 17 keer zoveel dopingcontroles de effectiviteit van die controles 25 keer kleiner werd.
Ook liet deze les zien dat het onwaarschijnlijk is dat atleten zich met meer negatieve testresultaten beter kunnen verdedigen tegen verdachtmakingen.
Les 6: toonde dat de kans dat een atleet carrièrebreed vals wordt beschuldigd voor dopinggebruik evenredig toeneemt met het aantal dopingcontrole die hij/zij ondergaat. Bij atleten die gedurende hun carrière 400 á 500 keer worden gecontroleerd, met een test die een kans van een op tienduizend op een vals beschuldiging geeft, is de kans carrièrebreed vals beschuldigd te worden voor dopinggebruik een op twintig á vijfentwintig. Met andere woorden bij topatleten die frequent op dopinggebruik worden gecontroleerd is de kans op een valse beschuldiging daarop groot, zelfs als die kans per test zeer klein is. De kans van een op tienduizend werd genoemd bij de presentatie van een boek over het WADA-antidopingbeleid en is naar wij vermoeden te klein. Als dit vermoeden juist is, dan is het aantal valse beschuldigingen voor dopinggebruik hoger dan in de rekenvoorbeelden in deze les.
Les 7: liet zien dat buiten het toepassen van betrouwbare tests, het hanteren van realistische kritische testscores en het verminderen van het aantal dopingcontroles het aantal valse beschuldigingen voor dopinggebruik ook zeer sterk kan afnemen door de controleprocedures aan te passen. Die mogelijkheden worden niet gebruikt omdat de te analyseren (urine) stalen daarvoor te kwetsbaar zouden zijn en omdat de controles dan te duur zouden worden. De les bestrijdt deze argumenten en stelt de vraag of atleten voor dopinggebruik mogen worden gesanctioneerd als er onvoldoende geld beschikbaar is voor kwalitatief de best mogelijke testprocedures. 
Les 8: beschreef aan de hand van echte moordzaak het verschil tussen de a-priori en de a-posteriori kansen (vóór vs. na het geconstateerde feit) en laat zien dat in beide situaties andere vragen moeten worden gesteld. Vervolgens past de les die bevindingen toe op dopingzaken en laat zien dat we de vragen die gesteld moeten worden nadat een positieve dopingtest is vastgesteld (a-posteriori) niet kunnen beantwoorden omdat we die antwoorden niet kennen. Tot we die vragen wel kunnen beantwoorden zijn alle beschuldigingen voor dopinggebruik slechts gebaseerd op speculatie. De antidopingwereld lijkt dit probleem te vermijden door in de a-osteriori c.q. het procedureniveau (les 2) situatie de bewijslast om te draaien.
Les 9: Deze les met samenvattingen, conclusies en aanbevelingen.
Les 10: beschrijft de in dit college gebruikte begrippen en de literatuurverwijzing

Conclusies

We stellen vast dat het huidige antidopingbeleid in haar utopische streven naar een 100% dopingvrije sport sterk gefixeerd is op het ‘pakken’ en veroordelen van gebruikers, waarbij kritiekloos wordt geaccepteerd dat beleid onvermijdelijk tot veel valse beschuldigingen voor dopinggebruik leidt. Zo’n valse beschuldiging heeft desastreuse gevolgen voor de gehele carrière en voor de psychosociale/fysieke gezondheid van de betreffende atleten.

We leidden deze conclusie af uit de volgende bevindingen.

  • Het niet vrijgeven van de betrouwbaarheid en validiteit van dopingtests suggereert dat die tests onvoldoende kwaliteit hebben, waardoor het aantal fouten in die tests groot is. De meldonium-casus (Les 1) en de Floyd Landis-casus (Les 3) zijn hier voorbeelden van. De Contador-casus (Les 4) laat vervolgens zien dat de antidopingwereld extreem lage kritische testscores gebruikt, zodat het aantal valse positieve fouten (vals dopingbeschuldiging) in die tests onvermijdelijk hoog is ten opzichte van het aantal vals negatieve fouten (‘niet gepakt’). Dit lijkt te wijzen op veel fouten die grotendeels valse beschuldigingen zijn.
  • Dat meer en meer dopingcontroles tot ‘gepakte’ gebruikers leidt is onwaarschijnlijk, maar ze leiden zeker tot meer valse beschuldigingen voor dopinggebruik. De kans dat een atlete als Dafne Schippers tijdens haar carrière vals wordt beschuldigd is zeer waarschijnlijk groter dan een op vijfentwintig.
  • De antidopingwereld wijst op basis van drogredeneringen (aantasting analyse-staal/te weinig geld) direct invoerbare veranderingen in de controleprocedures af, waarmee het aantal valse beschuldigingen sterk zou afnemen. Mogelijk zijn ze bang dat daarmee het aantal ‘gepakte’ gebruikers ook afneemt.
  • Tot slot: terwijl de antidopinginstanties niet in staatzijn tot het trekken van de juiste conclusies uit intensief onderzoek (op procedure niveau en in a-posteriori situaties), verschuift ze de bewijslast naar de atleet. Die moet dan zelf aantonen te goeder trouw te zijn. Maar dat is vrijwel altijd onmogelijk.

Veel atleten die beschuldigd werden van dopinggebruik maar volhouden nooit iets gebruikt te hebben konden weleens gelijk hebben.

Aanbevelingen

Om tot een rechtvaardig antidopingbeleid te komen adviseren wij:

1. De procedures in de dopingcontroles zo aan te passen dat er ten minste twee onafhankelijke stalen in twee onafhankelijk procedures blind worden geanalyseerd (Les 7)
2. Voor de analyses alleen tests gebruiken waarvan de betrouwbaarheids- en validiteitswaarden openbaar en controleerbaar zijn, en kwalitatief hoogstaande tests aantonen.
3. Bij het beoordelen van de geobserveerde testscores gebruik te maken van realistische hoge kritische testscores.
4. Het aantal dopingcontroles per atleet sterk te verminderen tot per atleet hooguit enkele gerichte controles per jaar.
5. En tot slot de bewijslast voor het gebruik van doping te laten waar die hoort, bij de antidopingwereld en de atleet niet met de onmogelijk taak op te zadelen om zijn onschuld te bewijzen.

Deze aanbeveling staan lost van het oordeel of doping wel doping is, dus of het de atletische prestatie daadwerkelijk bevordert c.q. of dopingcontroles nodig zijn.

***


 << Les 8 Terug naar overzicht   Les 10 >>

Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved